Landelijke samenwerking umc’s goed voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen
De universitair medische centra van Nederland en het ministerie van VWS hebben afspraken gemaakt om de zorg voor mensen met een aangeboren hartafwijking nu en in de toekomst samen te organiseren. De umc's van Amsterdam, Groningen, Leiden en Utrecht gaan in een netwerk samenwerken. Hetzelfde geldt voor Rotterdam en Nijmegen. Maastricht werkt samen met het academisch ziekenhuis in Aken en Leuven.
De umc's van Amsterdam, Groningen, Leiden en Utrecht vinden het goed nieuws dat er duidelijke afspraken zijn gemaakt over een nieuwe werkwijze waarmee de zorg voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen nu en in de toekomst op het hoge niveau blijft zoals we dat kennen in Nederland. Hierdoor zullen de artsen, verpleegkundigen en andere (zorg)professionals van de vier umc's in staat zijn die zorg verder te verbeteren. Met dat doel voor ogen worden samen met de andere universitair medische centra en de betrokken patiëntenorganisaties de afspraken uit het akkoord verder uitgewerkt.
Belang patiënt voorop
Voor de umc's staat het belang van de patiënt en de best mogelijke zorg voorop. Het uitgangspunt binnen het netwerk van Amsterdam, Groningen, Leiden en Utrecht is dat iedere patiënt zo dicht mogelijk bij huis behandeld wordt. In gezamenlijkheid wordt de zorg nog beter ‘om hen heen’ georganiseerd. Medisch specialisten, verpleegkundigen en andere zorgprofessionals van de verschillende umc's gaan als één team functioneren, onder meer via een (landelijk dekkend) multidisciplinair overleg. Indien nodig springt een andere locatie bij met medische expertise en ondersteuning. Dit waarborgt de continuïteit en kwaliteit van zorg. De umc's blijven acute levensreddende hartzorg bieden, zullen patiënten blijven behandelen volgens de laatste inzichten voor aangeboren hartafwijkingen, gaan door met het bieden van levenslange hartzorg en blijven psychosociale en maatschappelijke ondersteuning geven aan kind en gezin.
De umc’s zullen de effecten van de samenwerking goed monitoren. Bovendien wordt jaarlijks de voortgang van de afspraken geëvalueerd. Relevante informatie over zorguitkomsten zal transparant worden gedeeld, zodat op basis daarvan verdere verbeterslagen met elkaar worden gemaakt. Op het terrein van opleiding en onderzoek gaan de netwerken intensiever samenwerken: de opleiding zal landelijk en dus netwerkoverstijgend plaatsvinden.