Tiendaagse training tegen broekplassen
Bij kinderen met incontinentie, waarbij de gangbare behandeling niet succesvol is, werkt een intensieve tiendaagse training vaak wel. Dit blijkt uit promotieonderzoek van Anka Nieuwhof-Leppink in het UMC Utrecht waar ze op 19 november op promoveerde. Maar liefst 74% van de kinderen is na deelname aan deze training klachtenvrij.
Wereldwijd, en ook in Nederland, heeft 6 tot 14 procent van de kinderen vanaf zes jaar last van functionele incontinentie: urineverlies overdag, zonder dat er sprake is van een anatomische of neurologische afwijking. Het kind is niet in staat om op een goede manier te reageren op de signalen van de blaas en plast uiteindelijk in de broek. Hierdoor daalt de eigenwaarde van het kind en kunnen er sociale problemen, zoals als pesten en sociale isolatie, en gedragsproblemen ontstaan. Ook ontstaat er vaak spanning in de relatie tussen het kind en de ouders, door frustratie van beide kanten of bezorgdheid van de ouders. Vaak wordt gedacht dat kinderen er vanzelf wel overheen groeien. Maar, in slechts 15% van de gevallen wordt een kind spontaan continent. Behandeling is dus van belang.
Huidige gangbare behandeling
Van de kinderen met functionele incontinentie die standaard urotherapie volgen is 56 procent na één jaar continent. “Voor de kinderen die met deze standaard behandeling niet continent worden, is een meer uitgebreide diagnostiek, specifieke urotherapie en soms medicatie nodig”, zegt Anka, promovendus en coördinator urotherapie in het Wilhelmina kinderziekenhuis, onderdeel van het UMC Utrecht. “Voor deze kinderen hebben we in het Wilhelmina kinderziekenhuis een klinische training ontwikkeld op basis van cognitieve gedragstherapie en biofeedback. In Nederland is Utrecht de enige plek waar deze intensieve tiendaagse klinische aanpak wordt aangeboden.”
Combinatie van behandelelementen
In haar promotieonderzoek onderzocht Anka de effecten van de tiendaagse urotherapie behandeling. “Bijna driekwart van de kinderen had baat hebben bij deze behandeling en werd continent”, zegt Anka. Uit het onderzoek blijkt dat kinderen meer zelfvertrouwen hebben en een betere kwaliteit van leven ervaren. “De reden van dit succes is dat de therapie zich op alle aspecten van incontinentie en verschillende behandelelementen richt, zoals bekkenbodemtraining, gedragstherapie, biofeedback en het gebruik van nieuwe technische hulpmiddelen. Daarnaast blijkt het intensieve contact met de urotherapeut een belangrijke sleutel voor succes. Door de begeleiding en de visuele uitleg, valt vaak het kwartje bij de kinderen. Ze begrijpen hoe hun blaas werkt en leren weer voelen of ze moeten plassen of dat ze het nog even op een goede manier kunnen ophouden.”
Technische hulpmiddelen
Anka: “De technische hulpmiddelen lijken een zinvolle toevoeging in de incontinentiebehandeling te zijn. Zo hebben we een pilot gedaan met een draagbare echografische blaassensor, een apparaatje dat op de buik wordt gedragen, die meet hoe vol de blaas is en een alarm afgeeft als de blaas geleegd moet worden. Ook hebben we gebruik gemaakt van een blaastrainingsapp met game-elementen, die kinderen op een speelse manier stimuleert hun gedrag aan te passen. Maar, deze hulpmiddelen moeten nog verder worden doorontwikkeld.”
Gestandaardiseerde aanpak wereldwijd
Anka zet zich als bestuurslid van de International Children’s Continence Society (ICCS) in om de multidisciplinaire aanpak, zoals deze in het Wilhelmina Kinderziekenhuis wordt geboden, in de komende jaren de standaard te laten worden. Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Anka: “Over incontinentie wordt niet veel gepraat en het is niet levensbedreigend, maar de impact die het heeft op kinderen en hun ouders is enorm. Een adequate behandeling bespaart een hoop leed.”