Injectie radioactieve vloeistof
De laborant legt het onderzoek uit en vraagt uit of uw kind al schildkliermedicijnen gebruikt. Daarna zal de laborant een infuus prikken, waardoor de radioactieve vloeistof wordt toegediend. Als er al een infuus geplaatst is, zal de laborant deze controleren en via hier de radioactieve vloeistof toedienen. Eventueel wordt na de toediening met behulp van de camera het infuus gecontroleerd op achtergebleven radioactiviteit. Het infuus laten wij zitten tot het eind van het onderzoek, omdat eventueel tijdens de opnamen nog een medicijn toegediend moet worden.
Wachtperiode
Tijdens de wachtperiode hoeft uw kind niet op de afdeling Nucleaire geneeskunde te blijven. Uw kind mag tijdens de wachtperiode eten en/of drinken. Wanneer uw kind terug komt voor de opnamen hoeft u zich niet opnieuw te melden. De laborant komt u op het afgesproken tijdstip ophalen uit de wachtkamer.
Opnames
Voor het maken van de opnames ligt uw kind op een smalle tafel. De laborant schuift het onder de camera, welke dichtbij komt, maar uw kind niet zal raken. De camera maakt geen geluid. Het is erg belangrijk dat uw kind stil ligt.
Als op deze serie opnames wel schildklier zichtbaar is, wordt via het infuus een medicijn (natriumperchloraat) toegediend. Met deze stof kan beoordeeld worden of de radioactieve vloeistof in de schildklier blijft zitten. Op verschillende tijdstippen worden weer opnames van de schildklier gemaakt. Als op deze serie opnames de schildklier niet zichtbaar is, is het onderzoek klaar. Het infuus kan verwijderd worden indien dit niet meer nodig is voor andere onderzoeken en uw kind niet opgenomen is in het ziekenhuis.